Driek was hoofdonderwijzer of zoals ze die functie in die streek noemden bovenmeester. Hij was een man die zeer grote verdiensten heeft gehad voor Zeeland en wijde omgeving. Het nl. destijds gewoonte, dat de bovenmeester zich ook bemoeide met allerlei zaken, die nou niet direct met het onderwijs te maken hadden, hij heeft een belangrijk aandeel gehad in het overbrenger van kennis aan de overwegend boerenbevolking van zijn woonplaats. Het was in de tijd, dat de NCB. de Boerenleenbank, de plaatselijke aan en verkoopverenigingen en de zuivelfabriek werden opgericht in de volgorde zoals genoemd. Hij was als telg uit een oud Brabants boerengeslacht de juiste man om aan de opkomstvan de genoemde, meestal op coöperatieve grondslag werkende organisaties en instellingen zijn krachten te geven, omdat hij vanwege zijn afkomst heel goed met de noden van de meestal niet erg florerende boerenbevolking op de hoogte was. Hij heeftmet het organiseren van landbouwcursussen, het zitting nemen in de diverse besturen, het technisch adviseurschap, de boerenstand op een hoger plan gebracht en hun de weg gewezen, hoe en waar zij voor hun moeilijkheden een oplossing konden vinden. Dit alles heeft misschien weleens ten koste van zijn gezin gegaan. Ook begon in die tijd de ontginning op grotere schaal van de Peel, waarvoor in de eerste plaats geld en als tweede factor het gebruik van kunstmest als vervanger van stalmest nodig was. Dit was een product, dat door zichtbare resultaten, het vertrouwen van de toekomstige gebruikers moest zien te verkrijgen, zodat dus proef velden werden aangelegd om de resultaten te tonen. Dit verhaaltje is bedoeld om duidelijk te maken, wat zo ongeveer de verwacht werd van een goede bovenmeester rond 1900, Deze man heeft volledig aan zijn taak voldaan en de plattelandsgemeenten die van zulke mensen konden profiteren zouden zich gelukkig moeten voelen met dergelijke mensen in hun midden. Als men nu ziet dat alleen voer het landbouwonderwijs al een net van scholen is gebouwd, de voorlichting van boeren en tuinders heeft in de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst en ook voor de tuinbouw, een grote door de overheid in het leven geroepen instelling ter beschikking, die de destijds verleende diensten van de bovenmeester zijn gaan vervangen, dan krijgt men enigszins een indruk van de enorme taak waartoe de meeste van deze plattelandsonderwijzers, zich moreel toe geroepen voelden.